Lot duizenden vliegers blijft onbekend


van onze verslaggever Eric molenaar

BERKHOUT - Jan Uithol, voorzitter van de stichting Dare (Dutch Airwar Research & Excavation), houdt zich al dertig jaar bezig met onderzoek naar de luchtoorlog tussen 1940 en 1945 boven Nederland. Hij heeft voor deze krant indrukwekkende cijfers op een rij gezet. Uithol tekent daarbij aan dat het triest is dat het lot van vele duizenden vliegers voor altijd onbekend zal blijven.

Nederland lag op de directe vliegroute tussen Duitsland en Engeland en dat bracht de partijen regelmatig boven ons grondgebied in actie. Boven Nederlands grondgebied werden circa 7500 toestellen neergeschoten. Ongeveer 2500 Britse en een ongeveer even groot aantal Amerikaanse en Duitse vliegtuigen. Een groot aantal toestellen is in de lucht geëxplodeerd of in de bodem verdwenen. Voor wat betreft Nederland staat vast dat veel toestellen terecht zijn gekomen in de Noordzee en het IJsselmeer, waar ze vaak overheen vlogen omdat hier de minste afweer te duchten viel. Bij de drooglegging van de nieuwe polders zijn tal van vliegtuigwrakken boven water gekomen en konden nog stoffelijke resten worden geborgen. Grote vraag is voor Uithol waarom de pakweg 400 toestellen waarvan bekend is dat zich daar nog mensen in bevinden niet worden geborgen. De Nederlandse overheid heeft bepaald dat die toestellen alleen mogen worden geborgen als ze gevaar opleveren, of als nabestaanden hierom verzoeken, zoals in Berkhout het geval is. ,,Vlak na de oorlog had je de wederopbouw en waren de technische mogelijkheden minder. Maar het kan toch niet dat nu nog steeds her en der mensen in de grond liggen van wie de status ’vermist’ is?’’

Zware verliezen

Gedurende de West-Europese luchtoorlog zijn door de geallieerden in totaal 4,1 miljoen vluchten gemaakt (1,4 miljoen met bommenwerpers). Hierbij gingen circa 18.000 bommenwerpers en 22.000 overige toestellen verloren. Van het geallieerde verlies komt 60% op rekening van Duitse jachtvliegtuigen, 25% werd neergeschoten door luchtdoelgeschut. De Luftwaffe verloor in West-Europa in totaal 57.000 toestellen. De luchtoorlog tegen Duitsland kostte de geallieerden 160.000 man, van wie alleen al bij de bommenwerpers circa 100.000 man. Van de ingezette vliegtuigbemanningen vond 50 % de dood bij luchtgevechten of door luchtafweer en 12% werd zwaar gewond of stierf door ongevallen. Van de mannen die de luchtoorlog overleefden belandde één derde in Duitse krijgsgevangenschap. Behalve Engelsen en Amerikanen sneuvelden bij de RAF ook 25.000 Canadezen, Australiërs, Nieuw-Zeelanders en vele anderen, onder wie Polen, Tsjechen, Fransen, Belgen en Nederlanders. Veel jonge mensen uit de aangevallen landen waren gevlucht naar Engeland om te vechten. Meestal werden uit deze groepen squadrons samengesteld uit de eigen nationaliteit. Zo kent Nederland nog steeds het 320 en 322 Squadron die toen zijn ontstaan. Amerika raakte halverwege 1941 bij de Tweede Wereldoorlog betrokken maar al eerder dienden Amerikaanse vliegers onder de RAF. In principe was Amerika tot de aanval op Pearl Harbor neutraal. Ierland bleef de hele oorlog neutraal, maar veel jonge mensen namen dienst bij het Britse leger vanuit hun vrijheidsovertuiging. John Kehoe, die in Berkhout sneuvelde, had zich uit eigen beweging aangemeld toen hij zestien was. Toen hij stierf was hij net 19.

Parachute

De verliezen aan vliegend personeel beperkten zich aan Duitse zijde tot 44.000 man. Een betrekkelijk gering verlies, want veel Duitse piloten konden zich per parachute in veiligheid stellen. Als dat gebeurde boven eigen grondgebied waren ze binnen een paar uur alweer in de lucht. Het verliesverschil tussen Duitse en geallieerde vliegers werd ook in belangrijke mate bepaald door het feit dat de geallieerden veel bommenwerpers met meerkoppige bemanning verloren, terwijl het bij de Luftwaffe vooral ging om jachtvliegtuigen met één of twee bemanningsleden.

Bron: Noordhollands dagblad, 31 december 2005